Zuiggewoonten

Zuigbehoefte 

Baby's worden geboren met een sterke zuigbehoefte, een van hun eerste reflexen. Zuigen helpt hen te drinken en te groeien, en biedt troost. De behoefte te zuigen kan tussen de voedingen groot zijn.

De baby pakt zijn duimpje of zuigt op een speen. De zuigbehoefte neemt af rond 6 maanden en verdwijnt meestal rond het 1ste levensjaar. Het is daarom raadzaam om duimen en spenen rond het 1ste levensjaar af te leren. Hoe langer je er mee wacht hoe meer deze gewoonte erin slijt en het lastiger wordt om af te leren.


Wil je weten hoe je het duimen of gebruik van speen afbouwt?

Lees dan verder op de Ouders pagina daar kan je informatie omtrent het afbouwen van het duimen of speen terugvinden.


Spieren in balans

Voor de gebitsontwikkeling en kaakgroei is het belangrijk dat de spieren in en rondom de mond met elkaar in balans zijn. De lippen zijn dan in rust gesloten en er wordt door de neus geademd. De tong is een grote spier. Het is belangrijk dat in rust de punt van de tong op de juiste plek wordt geplaatst tegen bovenkaak, net achter de voortanden (zie afb 2.) De tong wordt dan aangezogen en deze tongdruk zorgt dat de bovenkaak goed in de breedte kan groeien

Een brede bovenkaak is gunstig voor het gebit en biedt voldoende ruimte voor een mooi opgelijnd, recht gebit. Een brede bovenkaak ondersteunt ook de ontwikkeling van de neusholte, wat bijdraagt aan efficiƫnte neusademhaling.

Voor meer info.


Duimen, spieren disbalans 

Langdurig duimen kan leiden tot disbalans in deze spieren. Door het duimen wordt de tong naar beneden gehouden, laag op de mondbodem, en raakt deze minder vaak het gehemelte aan. De duim voorkomt dat de tong op de juiste plek in        rustpositie wordt geplaatst. Hierdoor kan de tong ook bij afwezigheid van de duim laag op de mondbodem rusten in plaats van tegen de bovenkaak. De lage tongligging resulteert in onvoldoende druk van de tong voor een goede

groei van de bovenkaak, wat kan leiden tot een smalle bovenkaak.


De combinatie van een smalle bovenkaak en lage tongligging zorgt ervoor dat de tong tijdens het slikken (ongeveer 2000 keer per dag) naar voren duwt. Als je ongeveer 2000 keer op een dag je tong naar voren duwt bij het slikken heeft

dit invloed op de stand van de voortanden. Deze voorwaartse druk van de tong kan leiden tot veranderingen in de stand de voortanden komen naar voren te staan en een open beet kan ontstaan. Als de voortanden van stand veranderen kan het het lastiger zijn de lippen te sluiten, het gevolg kan zijn dat er geademd wordt door de mond in plaats van de neus.  Mondademen kan leiden tot neus- en keelklachten.

unsplash